Beschrijving
Felix boog zich naar me toe om een schelle stem aan een ander tafeltje te overstemmen. ‘Al twintig jaar bereid ik me voor op wat ik een “heimelijke oorlog” noem. Ik ga ervan uit dat de volgende oorlog onmerkbaar wordt uitgevochten in de straten en kantoren van zo op het oog vredige steden – een oorlog van psychologische infiltratie. Het zit al honderd jaar in de lucht; een immense waanzin waardoor we aan het knokken blijven…’
Er gebeurde iets. In mijn oren veranderde de muziek in een zuur gejank. Het gebabbel aan de tafeltjes ging over in de klaaglijke kreten van gevangen apen.
Mijn blik draaide naar de dubbele deur aan de overkant van de zaal. Achter het matglas bewogen zich rusteloze gedaanten, wazig kruipende schaduwen.
Ik duwde mijn stoel achteruit. ‘Felix’, zei ik schor.
Hij bleef onbekommerd praten, ‘De deur!’ riep ik.
De lucht leek donker te worden, voor mijn ogen dansten lichtpuntjes.
‘Is er iets mis, ouwe jongen?’
De deuren zwaaiden open. Vier wezens kwamen de zaal in.
‘Goeie God, Felix, zie je ze dan niet?’ Ik wees.
‘Heel knap,’ zei hij. ‘Die vier meisjes.’
‘Het zijn de demonen! Probeer ze te zien!’
Het witte smoel van de voorste demon staarde mij strak aan. Het wezen begon tussen de tafels door te sluipen waar de mensen weer niets-ziend zaten te lachen en te praten.
Felix begon onzeker te kijken. ‘Ik-‘ Toen zakte zijn kop op zijn borst.
De eerste demon liep sneller. Hij kwam recht op mij af. En nog steeds kon niemand hem zien behalve ik…